punk
Nederlands
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘subcultuur’ voor het eerst aangetroffen in 1978 [1]
- afkorting van het Engelse punk rock [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | punk | punks |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
punk m
- (cultuur) subcultuur, uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw van jongeren met een afwijzende maatschappijhouding en opvallend door een vaak provocerende levensstijl (veiligheidsspelden, hanenkammen, piercings), later vooral gericht op mode en muziek
- iemand die zich rekent tot de punkcultuur, punker
Afgeleide begrippen
stellend | |
---|---|
onverbogen | punk |
verbogen |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
punk
- van een punk, behorend tot de punk
Gangbaarheid
- Het woord punk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'punk' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.