provinciaalheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·vin·ci·aal·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord provinciaalheid -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

provinciaalheid v

  1. niet zijn aangepast aan het leven in de grote stad, niet werelds zijn
    • Ik ben helemaal niet kosmopolitisch ingesteld, ik ben inte[…]gendeel heel provinciaal, denk ik. Maar dan wel een soort ‘provinciaalheid’ zoals ook Margritte dat had. [1]
    • De jongens, in hun provinciaalheid, hadden niet gerust, vóór ze van alle menschen uit het huis, die ze zoo wel eens zagen, naam en doening kenden. [2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'provinciaalheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.