provider
Nederlands
Woordafbreking
- pro·vi·der
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘organisatie die toegang verleent tot internet’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | provider | providers |
verkleinwoord | providertje | providertjes |
Zelfstandig naamwoord
provider m
- organisatie die, al dan niet tegen betaling, (elektronische) diensten aanbiedt (b.v. toegang verleent tot internet)
Gangbaarheid
- Het woord provider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'provider' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.