profiel
Nederlands
Woordafbreking
- pro·fiel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zijaanzicht’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | profiel | profielen |
verkleinwoord | profieltje | profieltjes |
Zelfstandig naamwoord
profiel o
- het geheel van verlagingen en verhogingen van een oppervlak
- Deze banden hebben niet veel profiel meer en moeten vervangen worden.
- de verlagingen en verhogingen van een zijaanzicht of doorsnede
- De figuur toont de Midatlantische Rug in profiel.
- een kenschets van iemands bijzonderheden
- Zijn artikel geeft een uitgebreid profiel van deze kunstenaar.
Hyponiemen
|
|
|
|
|
Afgeleide begrippen
|
|
|
|
Gangbaarheid
- Het woord profiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'profiel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.