presteren
Nederlands
Woordafbreking
- pres·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tot stand brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Franse prester (met het achtervoegsel -eren) of van het Latijnse praestare (leveren, presteren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
presteren |
presteerde |
gepresteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
presteren
- overgankelijk iets ~: een overtuigende sociale bijdrage leveren
- Hij presteerde veel in zijn beroep.
- inergatief het ~ om iets doen dat opzien baart in de slechte zin van het woord
- Hij presteerde het om opnieuw te laat te komen.
Afgeleide begrippen
- prestant, prestatie, presteerder, prestering
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: goed presteren
- [1]: minder goed presteren
- [1]: onder zijn niveau presteren
- [1]: slecht presteren
Vertalingen
goed presteren
|
minder goed presteren
|
onder zijn niveau presteren
|
slecht presteren
|
Gangbaarheid
- Het woord presteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'presteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.