preses
Nederlands
Woordafbreking
- pre·ses
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorzitter’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
- uit het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | preses | presides |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
preses m [3]
- voorzitter van een vereniging (vaak van een studentenvereniging of bij kerkelijke vergaderingen)
- De preses opende de vergadering met een ferme tik van de voorzittershamer en heette iedereen van harte welkom.
- “De Koninklijke Belgische Voetbalbond gaat voluit voor Euro 2020 en het Eurostadion. We zijn erg verheugd vast te stellen dat België nog steeds het plan A blijft voor UEFA, maar het is nu vijf voor twaalf”, zegt KBVB-preses Gérard Linard in een reactie. “De Koninklijke Belgische Voetbalbond en UEFA vragen bijgevolg aan de verschillende betrokken partijen om hun verantwoordelijkheden op te nemen in het belang van het Belgisch voetbal, onze supporters en het imago van ons land en onze hoofdstad.” [4]
- Nieuwe preses Het Ravijn in Nijverdal: Aico Kampman is sinds deze week de nieuwe voorzitter van zwem- en poloclub Het Ravijn. Hij volgt Alex Volkers in deze functie op. [5]
Gangbaarheid
- Het woord preses staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'preses' herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "preses" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- preses op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 20/september/2017
- Tubantia 04-oktober-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.