predikant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·di·kant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘protestantse titel, dominee’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1557 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord predikant predikanten
verkleinwoord predikantje predikantjes

Zelfstandig naamwoord

predikant m

  1. (beroep) (religie) iemand die gerechtigd is een kerkdienst te leiden in een protestantse kerk
    • De predikant kondigde aan welk gezang er gezongen ging worden en ging zitten. 

Gangbaarheid

  • Het woord predikant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.