prak
Nederlands
Woordafbreking
- prak
Zelfstandig naamwoord
- (kookkunst) hoeveelheid fijngemaakte (geprakte) door elkaar gemengde materie (meestal eten)
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prakken |
prak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prakken
- Ik prak.
- gebiedende wijs van prakken
- Prak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prakken
- Prak je?
Gangbaarheid
- Het woord prak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'prak' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.