potentiaal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·ten·ti·aal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘spanning’ voor het eerst aangetroffen in 1888 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord potentiaal potentialen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

potentiaal m [3]

  1. (natuurkunde) potentiële energie van een geladen lichaam
Hyponiemen
  • aardpotentiaal, actiepotentiaal, contactpotentiaal, geopotentiaal, golfpotentiaal, ionisatiepotentiaal, klempotentiaal, membraanpotentiaal, rustpotentiaal, substraatpotentiaal
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord potentiaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
66 %van de Nederlanders;
65 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.