portier
Nederlands
Woordafbreking
- por·tier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘deur van voertuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1667 [1]
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘deurwachter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | portier | portiers |
verkleinwoord | portiertje | portiertjes |
Zelfstandig naamwoord
portier m
- (beroep) Persoon die bij de deur staat om te bepalen wie wel en wie niet binnen mag
- De portier weigerde de dronken man toegang te verlenen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | portier | portieren |
verkleinwoord | portiertje | portiertjes |
Zelfstandig naamwoord
portier o
- autodeur
- Het plotseling geopende portier veroorzaakte een ongeluk waarbij een fietser ten val kwam.
Gangbaarheid
- Het woord portier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'portier' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.