politi

Deens
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / poliˈtiˀ /
Woordafbreking
  • po·li·ti
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse woord "politeia" (polis, stad)
Naar frequentie 1383
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   politi     politiet     -     -  
genitief   politis     politiets     -     -  

Zelfstandig naamwoord

politi, o

  1. politie
  1. «Politiet er en del af den udøvende magt.»
    De politie is een deel van de uitvoerende macht.
Afgeleide begrippen
   
  • politiafdeling
  • politihovedkvarter
  • politiopbud
  • politiovervågning
  • politiskole
  • bagmandspoliti
  • fremmedpoliti
  • færdselspoliti
  • grænsepoliti
  • havnepoliti
  • kriminalpoliti
  • militærpoliti
  • narkotikapoliti
  • nærpoliti
  • ordenspoliti
  • rigspoliti
  • sikkerhedspoliti
  • sædelighedspoliti
Uitdrukkingen en gezegden
  • dummere (naivere, ..) end politiet tillader
zo dom als een ezel
zo dom als een koe


Noors
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / pulɪˈtiː /
Woordafbreking
  • po·li·ti
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse woord "politeia" (polis, stad)
Naar frequentie 1240
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   politi     politiet     politi
politier  		   politia
politiene  
genitief   politis     politiets     politis
politiers  		   politias
politienes  

Zelfstandig naamwoord

politi, o

  1. politie
  1. «Etter det politiet sier, var det promillekjøring. »
    Volgens de politie was dat een dronkenmansrit.


Afgeleide begrippen
   
  • kriminalpoliti
  • militærpoliti
  • politiinspektør
  • politistat

Zelfstandig naamwoord

politi

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van politi
Schrijfwijzen


Nynorsk
Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / pulɪˈtiː /
Woordafbreking
  • po·li·ti
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse woord "politeia" (polis, stad)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   politi     politiet     politi     politia  

Zelfstandig naamwoord

politi, o

  1. politie
  1. «Vi vil ha eit politi som førebyggjer og som effektivt kjempar mot kriminalitet av ulike slag.»
    We zullen een politie hebben die verhoedt en die effectief strijdt tegen de misdaden van verschillende soorten.
Afgeleide begrippen
   
  • kriminalpoliti
  • militærpoliti
  • politiinspektør
  • politistat

Zelfstandig naamwoord

politi

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van politi
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.