pluvial

Engels

Uitspraak
  • IPA: /ˈpluːviəl/
Woordafbreking
  • plu·vi·al
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Latijnse pluvialis (van de regen, regen-; regenachtig).
stellend vergrotend overtreffend
pluvialmore pluvialmost pluvial

Bijvoeglijk naamwoord

pluvial

  1. te maken hebbend met de regen; regen-.
  2. (geologie) optredend ten gevolge van regen.
Afgeleide begrippen
  • pluvial lake
enkelvoud meervoud
pluvial pluvials

Zelfstandig naamwoord

pluvial

  1. (geologie) langdurige periode van sterke regenval, die enkele duizenden jaren duren; in het bijzonder zo'n periode tijdens het Pleistoceen.


Frans

Uitspraak
  • IPA: /ply'vjal/
Woordafbreking
  • plu·vial
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Latijnse pluvialis (van de regen, regen-; regenachtig).
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   pluvial pluviaux
  vrouwelijk   pluviale pluviales

Bijvoeglijk naamwoord

pluvial

  1. te maken hebbend met de regen; regen-.
  2. veel regen ontvangend.
Synoniemen
  • ombrophile
Afgeleide begrippen
  • eau pluviale
  • forêt pluviale
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pluvial     le pluvial     pluviaux     les pluviaux  

Zelfstandig naamwoord

pluvial m

  1. (religie) koorkap, koormantel.


Spaans

Woordafbreking
  • plu·vi·al
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Latijnse pluvialis (van de regen, regen-; regenachtig).
  enkelvoud meervoud
mannelijk pluvial pluviales
vrouwelijk pluvial pluviales

Bijvoeglijk naamwoord

pluvial

  1. te maken hebbend met de regen; regen-.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
enkelvoud meervoud
pluvial pluviales

Zelfstandig naamwoord

pluvial m

  1. (dierkunde) krokodilwachter
Synoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.