plooisel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plooi·sel
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling plooien met het achtervoegsel -sel
enkelvoud meervoud
naamwoord plooisel plooisels
verkleinwoord plooiseltje plooiseltjes

Zelfstandig naamwoord

plooisel o [1]

  1. in plooien gevouwen en vastgestikte stof
    • De rode pompoen is ook geen pompoen maar een opgevulde schijf van stof. Straub, wier afwerking soms wat te wensen overlaat, versiert haar compacte hoeden met ingenieuze, regelmatige plooisels. [2] 
    • Gelijk bij alle ijdele menschen, hingen ook in deze huiskamer aan den wand de levensgroote en zeer behaagzieke portretten van mijnheer en mevrouw; mijnheer in een almaviva met een sierlijken zwaai gedrapeerd, en een oogopslag als van een aangeblazen dichter; mevrouw, zeer laag gekleed, met een dik parelsnoer om den hals, een kanten plooisel om de japon en schitterende armbanden. [3] 
Synoniemen
  • plissé

Gangbaarheid

  • Het woord plooisel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.