plisseren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plis·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘fijn plooien’ voor het eerst aangetroffen in 1884 [1]
  • afgeleid van het Franse plisser (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
plisseren
plisseerde
geplisseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

plisseren

  1. overgankelijk het aanbrengen van fijne plooien in een gesteven stof
    • In de jaren 1950 werden vele rokken geplisseerd. 
Afgeleide begrippen
  • plisseermachine
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord plisseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
64 %van de Nederlanders;
58 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.