plafonneren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pla·fon·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse plafonner (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
plafonneren
plafonneerde
geplafonneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

plafonneren [1]

  1. overgankelijk van een plafond voorzien
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord plafonneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.