pissig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pis·sig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boos’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • afgeleid van pis met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen pissigpissigerpissigst
verbogen pissigepissigerepissigste
partitief pissigspissigers-

Bijvoeglijk naamwoord

pissig

  1. (pejoratief) in een slechte, verstoorde gemoedstoestand
    • Hij werd er alleen maar pissiger door. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord pissig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.