pionieren
Nederlands
![](../I/m/Some_Scouting_pioneering_construction_work_in_the_Netherlands.jpg)
[2] pionieren
Woordafbreking
- pi·o·nie·ren
Werkwoord
pionieren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pionieren |
pionierde |
gepionierd |
zwak -d | volledig |
- als eerste iets doen dat later door andere gevolgd kan worden; verkennen van een onbekend gebied; iets als eerste proberen
- Het is nu nog even pionieren met een Google Pixel 2 (met slimme assistent), een computer met domotica-software in je huis en een geprogrammeerd commando via het IFTTT-platform, maar het lukt inmiddels om buitenshuis mijn lichten aan en uit te schakelen door te praten tegen de Google Assistant in mijn telefoon.[2]
- Kleine bedrijfjes als Quicargo proberen te pionieren tussen de grote spelers van de transportsector, door slim gebruik te maken van nieuwe technologieën.[3]
- maken van bouwwerken met behulp van touw en houten palen
Gangbaarheid
- Het woord pionieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pionieren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf L. van Dekken 6 februari 2018
- NRC Marit Willemsen 7 september 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.