permissief
Nederlands
Woordafbreking
- per·mis·sief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘toegeeflijk’ voor het eerst aangetroffen in 1974 [1]
- afgeleid van permissie met het achtervoegsel -ief [2]
| stellend | vergrotend | overtreffend | |
|---|---|---|---|
| onverbogen | permissief | permissiever | permissiefst |
| verbogen | permissieve | permissievere | permissiefste |
| partitief | permissiefs | permissievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
permissief
- veel toestaand, toegeeflijk
Afgeleide begrippen
- permissiviteit
Gangbaarheid
- Het woord permissief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'permissief' herkend door:
| 59 % | van de Nederlanders; |
| 78 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.