pendel
Nederlands
Woordafbreking
- pen·del
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pendel | pendels |
verkleinwoord | pendeltje | pendeltjes |
Zelfstandig naamwoord
pendel m
- hanglamp
- De pendel is het hart van de hanglamp, aan de bovenkant zit de verbinding met het electriciteitsnet, aan de onderkant kan de lamp en de lampekap worden bevestigd.
- shuttlebus, een bus die over een korte afstand zonder dienstregeling heen en weer rijdt
- Er is pendel tussen de parkeerplaatsen en de dierentuin zodat de bereikbaarheid met de auto goed is.
- slinger, wichelroede
- Door middel van een pendel wist het tovervrouwtje de toekomst te voorspellen.
Hyponiemen
- [2] ruimtependel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pendelen |
pendel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pendelen
- Ik pendel.
- gebiedende wijs van pendelen
- Pendel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pendelen
- Pendel je?
Gangbaarheid
- Het woord pendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pendel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.