parttime
Nederlands
Woordafbreking
- part·time
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bijwoord: deeltijd’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
- van het Engels [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | parttime |
verbogen |
Bijvoeglijk naamwoord
parttime
- voor een gedeelte van de werktijd
Afgeleide begrippen
- parttimebaan, parttimebasis, parttimefunctie, parttimejob, parttimewerk, parttimewerker
Gangbaarheid
- Het woord parttime staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'parttime' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.