parttime

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • part·time
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bijwoord: deeltijd’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • van het Engels [2]
stellend
onverbogen parttime
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

parttime

  1. voor een gedeelte van de werktijd
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • parttimebaan, parttimebasis, parttimefunctie, parttimejob, parttimewerk, parttimewerker

Gangbaarheid

  • Het woord parttime staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.