papil

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·pil
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verhevenheid op tong’ voor het eerst aangetroffen in 1871 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord papil papillen
verkleinwoord papilletje papilletjes

Zelfstandig naamwoord

papil v / m

  1. (anatomie) verhevenheid, o.a. op de tong (-> smaakpapil)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord papil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.