papil
Nederlands
Woordafbreking
- pa·pil
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verhevenheid op tong’ voor het eerst aangetroffen in 1871 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | papil | papillen |
verkleinwoord | papilletje | papilletjes |
Hyponiemen
- haarpapil, smaakpapil, traanpapil
Gangbaarheid
- Het woord papil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'papil' herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.