overbevolkt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·be·volkt
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen overbevolktoverbevolkteroverbevolktst
verbogen overbevolkteoverbevolktereoverbevolktste
partitief overbevolktsoverbevolkters-

Bijvoeglijk naamwoord

overbevolkt

  1. te veel bewoners hebbend
    • De situatie in Rwanda is de rauwe realiteit van een arm en overbevolkt land. [2]
  1. (figuurlijk) meer dan vol
    • In zijn jeugd leidden ze vooral tot een overbevolkt droomleven. [3]

Werkwoord

vervoeging van
overbevolken

overbevolkt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbevolken
    • Jij overbevolkt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overbevolken
    • Hij overbevolkt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van overbevolken
    • Overbevolkt! 
  4. voltooid deelwoord van overbevolken

Gangbaarheid

  • Het woord overbevolkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.