outcast
Nederlands
![](../I/m/Shivers_(66407679).jpg)
outcast
Woordafbreking
- out·cast
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘uitgestotene’ voor het eerst aangetroffen in 1867 [1]
- uit het Engels
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | outcast | outcasts |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
outcast m [2]
- iemand die uit de normale samenleving is gestoten
- Als er door mijn werk al een lijn loopt, is het de poging om in je medium steeds weer een outcast te worden.’ [3]
- Je kunt meer, maar je past je aan. Netjes. Maar dat conformisme is tegenwoordig in het bedrijfsleven een scheldwoord. Ondernemingen zoeken outcasts, rebellen, authentieke ik-pas-mij-niet-aan types. Mensen die buiten de lijntjes durven kleuren. [4]
Synoniemen
- [1] uitgestotene, paria, buitenstaander, outsider, uitgeworpene, verschoppeling, verstoteling, verworpeling, verworpene, non-conformist, zwerver
Gangbaarheid
- Het woord outcast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'outcast' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "outcast" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard VRIJDAG 3 MAART 2017
- Tubantia Bart van Eldert 19-06-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.