oraal

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oraal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. de mond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen oraaloraleroraalst
verbogen oraleoralereoraalste
partitief oraalsoralers-

Bijvoeglijk naamwoord

oraal

  1. (medisch) met betrekking tot de mond, mondeling
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oraal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.