optrek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·trek

Werkwoord

vervoeging van
optrekken

optrek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van optrekken
    • ... dat ik optrek. 
enkelvoud meervoud
naamwoord optrek optrekken
verkleinwoord optrekje optrekjes

Zelfstandig naamwoord

optrek

  1. meestal gebruikt in de verklein vorm: een kleine woning of een klein verblijf soms ook schertsend gebruikt voor juist een groot huis
    • Hij heeft voor 5 miljoen euro een bescheiden optrekje in het Gooi gekocht.  

Gangbaarheid

  • Het woord optrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.