opstikken
Nederlands
Woordafbreking
- op·stik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van op bw en stikken ww
Werkwoord
opstikken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opstikken |
stikte op |
opgestikt |
zwak -t | volledig |
- met naald en draad iets ergens op aanbrengen
- Heel vroeger zetten jongetjes met viltstift het rugnummer van hun voetbalidool op hun T-shirt of ze lieten het er door hun moeder opstikken. [2]
Gangbaarheid
- Het woord opstikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opstikken' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Guus van Holland 15 mei 1995 De macht van het nummer
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.