ontgeven
Nederlands
Woordafbreking
- ont·ge·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontgeven |
ontgaf |
ontgeven |
klasse 5 | volledig |
Werkwoord
ontgeven
- overgankelijk (verouderd) weigeren, afwijzen
- Luyden die het langer leven
Niet en nemen, niet en geven;
Maer ontgeven wat gebrecks,
en bestellen wat verspecks.[1]
- Luyden die het langer leven
- wederkerend (verouderd) iets opgeven, zich tegen iets verzetten, afstand van iets doen, verwerpen
- Want, hoe wij 't ons ontgeven,
't Is beter , Duyvels zijn , dan logenaer te leven.
- Want, hoe wij 't ons ontgeven,
Gangbaarheid
- Het woord 'ontgeven' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Constantijn Hughens sr.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.