onlosmakelijk
Nederlands
Woordafbreking
- on·los·ma·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstellende afleiding van het werkwoord losmaken met het achtervoegsel -lijk en met het voorvoegsel on- [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onlosmakelijk | onlosmakelijker | onlosmakelijkst |
verbogen | onlosmakelijke | onlosmakelijkere | onlosmakelijkste |
partitief | onlosmakelijks | onlosmakelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onlosmakelijk
- altijd verbonden, hecht, onverbrekelijk
Gangbaarheid
- Het woord onlosmakelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onlosmakelijk' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.