ongeneeslijk
Nederlands
Woordafbreking
- on·ge·nees·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongeneeslijk | ongeneeslijker | ongeneeslijkst |
verbogen | ongeneeslijke | ongeneeslijkere | ongeneeslijkste |
partitief | ongeneeslijks | ongeneeslijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ongeneeslijk
- (medisch) (van een patiënt of ziekte) niet door medisch handelen weer gezond kunnen worden, maar hoeft er ook niet aan dood te gaan
- Longkanker is helaas meestal een ongeneeslijke aandoening.
- Eigenwijsheid is meestal ook therapieresistent en daardoor ongeneeslijk.
Gangbaarheid
- Het woord ongeneeslijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ongeneeslijk' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.