ongehuwd
Nederlands
Woordafbreking
- on·ge·huwd
Deelwoord
bevestigend deelwoord | ontkennend deelwoord | |
---|---|---|
onverbogen | gehuwd | ongehuwd |
verbogen | gehuwde | ongehuwde |
vervoeging van | ||
huwen |
ongehuwd ontkenned deelwoord van huwen
- attributief gebruikt niet in het huwelijk getreden
- Hij is het kind van een ongehuwde moeder.
- als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
- Hij bleef ongehuwd.
- bijwoordelijk gebruikt
- Het stel woont ongehuwd samen.
Vertalingen
1. niet in het huwelijk getreden
Gangbaarheid
- Het woord ongehuwd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ongehuwd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.