onbevangen
Nederlands
Woordafbreking
- on·be·van·gen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘vrijmoedig’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- Afgeleid van bevangen met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbevangen | onbevangener | onbevangenst |
verbogen | onbevangenste | ||
partitief | onbevangens | onbevangeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onbevangen
- geen vooroordeel hebbend; onpartijdig zijn
- geen schroom hebbend, vrijmoedig
Gangbaarheid
- Het woord onbevangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'onbevangen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.