omzendbrief
Nederlands
Woordafbreking
- omĀ·zendĀ·brief
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van omzend ww en brief zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omzendbrief | omzendbrieven |
verkleinwoord | omzendbriefje | omzendbriefjes |
Zelfstandig naamwoord
omzendbrief m [2]
- een brief of meer algemeen eenzelfde mededeling die aan verschillende personen of instellingen wordt rondgestuurd, vaak bevat het een instructie van een hogere overheid aan een lagere overheid
- Tot nu toe besliste de politie zelf of u de maximaal toegelaten snelheid met 6, 7 of 9 kilometer per uur mocht overschrijden. Maar in een omzendbrief is nu de marge vastgelegd die overal in ons land moet gehanteerd worden. Wie minder dan 7 km per uur te snel rijdt op gewone wegen, moet niet geflitst worden. Op een autosnelweg riskeert u pas vanaf 129 km per uur een boete. [3]
- De crisis ontstond eerder deze maand, toen Nederlandstaligen eisten dat de het zogeheten taalhoffelijkheidsakkoord wordt nageleefd. Dit akkoord van november vorig jaar bepaalt dat ook Brusselse ambtenaren die op contract werken tweetalig moeten zijn. De negentien grotendeels Franstalige Brusselse gemeenten zouden deze regel niet naleven, daarom eisten de Vlamingen dat in een omzendbrief de verplichte tweetaligheid nog eens werd bevestigd. [4]
Gangbaarheid
- Het woord omzendbrief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omzendbrief' herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- omzendbrief op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 01/09/2017 door Thierry Goeman
- NRC 20 november 1997
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.