omwoeling
Nederlands
Woordafbreking
- om·woe·ling
Zelfstandig naamwoord
omwoeling v [1]
- het met kracht door elkaar halen van iets dat door rust was bezonken
- Juist het kunnen doorgaan van het zwemmen was tot enkele dagen geleden spannend: door de droogte was het waterpeil in de Berkel laag én bestond gevaar voor zuurstofonttrekking aan het water door de massale omwoeling door de zwemmers. Na het zwemonderdeel staan fietsen en hardlopen op het programma. [2]
Verwante begrippen
- omspitting, omploeging, omroering
Gangbaarheid
- Het woord 'omwoeling' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'omwoeling' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Peter Zandee 06-09-18 Atleten in de startblokken voor Chariot Triathlon
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.