omroeper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·roe·per
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van omroepen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord omroeper omroepers
verkleinwoord omroepertje omroepertjes

Zelfstandig naamwoord

omroeper m

  1. (beroep) een persoon die televisie- of radioprogramma's aankondigt
    • De omroeper is vervangen door een programmagids. 
  1. een persoon die iets aan een grote groep mensen vertelt
    • De omroeper gaf aan dat we alleen door de linker ingang naar binnen konden. 
Verwante begrippen
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

  • Het woord omroeper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.