omineus

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • omi·neus
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘een boos voorteken inhoudend’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
  • afgeleid van omen met het achtervoegsel -eus [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen omineusomineuzeromineust
verbogen omineuzeomineuzereomineuste
partitief omineusomineuzers-

Bijvoeglijk naamwoord

omineus

  1. voortekenen bevattend
  2. dreigend, onheilspellend, het gevoel gevend dat er iets ergs gaat gebeuren
  3. veelzeggend
    • Hij kwam binnen, zweeg omineus en zij deed wat ze moest doen. 

Gangbaarheid

  • Het woord omineus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.