obsoleet
Nederlands
Woordafbreking
- ob·so·leet
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verouderd’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- uit het frans obsolète, uit het latijn obsoletus met het voorvoegsel ob- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | obsoleet | obsoleter | obsoleetst |
verbogen | obsolete | obsoletere | obsoleetste |
partitief | obsoleets | obsoleters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
obsoleet
- verouderd, in onbruik geraakt
- het is toch niet zo dat het woord obsoleet zelf ook obsoleet is?
Afgeleide begrippen
- obsoletie
Gangbaarheid
- Het woord obsoleet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'obsoleet' herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.