obsederen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ob·se·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geheel in beslag nemen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse obséder (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
obsederen
obsedeerde
geobsedeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

obsederen

  1. overgankelijk in buitensporige, ziekelijke en dwangmatige mate boeien
    • Hij werd al enige tijd geobsedeerd door die gedachte. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord obsederen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.