notificeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·ti·fi·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bekendmaken’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
  • afgeleid van het Latijnse notificare of van het Franse notifier (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
notificeren
notificeerde
genotificeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

notificeren [4]

  1. overgankelijk bekendmaken
  2. vastleggen dat een (post)stuk ontvangen is
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord notificeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.