normalist
Nederlands
Woordafbreking
- nor·ma·list
Zelfstandig naamwoord
normalist m
- leerling van een normaalschool, iemand die een opleiding tot onderwijzer volgt
- Toen ik 27 jaar geleden als normalist aan de opleiding tot onderwijzer begon, was het streven om jonge kinderen in een goede klassfeer kennis en vaardigheden bij te brengen en te begeleiden.[1]
Gangbaarheid
- Het woord normalist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'normalist' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.