nomenclatuur

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·men·cla·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stelsel van regels voor naamgeving’ voor het eerst aangetroffen in 1834 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nomenclatuur nomenclaturen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

nomenclatuur v [3]

  1. systematische (wetenschappelijke) naamgeving
  2. naamregister
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nomenclatuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
61 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.