nomenclatuur
Nederlands
Woordafbreking
- no·men·cla·tuur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘stelsel van regels voor naamgeving’ voor het eerst aangetroffen in 1834 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nomenclatuur | nomenclaturen |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord nomenclatuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nomenclatuur' herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.