nederig
Nederlands
Woordafbreking
- ne·de·rig
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘ootmoedig’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- Afleiding van neder (laag, niet verheven) met het achtervoegsel -ig.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nederig | nederiger | nederigst |
verbogen | nederige | nederigere | nederigste |
partitief | nederigs | nederigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
nederig
- een onderdanige houding aannemend
- Hij maakte een buiging als een nederige dienaar.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord nederig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nederig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.