nappa
Nederlands
Woordafbreking
- nap·pa
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nappaleer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1943 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nappa | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
nappa o
- een gedekt, doorgeverfd (aan beide kanten dezelfde kleur) leer dat meestal afkomstig is van lams- of schapenhuid [3]
Afgeleide begrippen
- nappaleder, nappaleer
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | |
partitief | nappa's |
Bijvoeglijk naamwoord
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
nappa
- van nappaleer gemaakt [4]
Gangbaarheid
- Het woord nappa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nappa' herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
31 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "nappa" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- nappa op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.