nappa

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nappa    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnɑpa/
Woordafbreking
  • nap·pa
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘nappaleer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1943 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nappa -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

nappa o

  1. een gedekt, doorgeverfd (aan beide kanten dezelfde kleur) leer dat meestal afkomstig is van lams- of schapenhuid [3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen
partitief nappa's

Bijvoeglijk naamwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
nappa

  1. van nappaleer gemaakt [4]

Gangbaarheid

  • Het woord nappa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
55 %van de Nederlanders;
31 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Werkwoord

vervoeging van
napper

nappa

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van napper
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.