namens

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  namens    (hulp, bestand)
  • IPA: /'naməns/
Woordafbreking
  • na·mens
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1829 [1]
  • van genitief van naam

Voorzetsel

namens

  1. iemand in naam vertegenwoordigend
    • Hij werd door de dominee namens de gehele gemeente bedankt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord namens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.