mutileren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·ti·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verminken’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse mutiler (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mutileren
mutileerde
gemutileerd
zwak -d volledig

Werkwoord

mutileren

  1. overgankelijk iemands lichaam blijvend en misvormend letsel toebrengen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mutileren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.