mutileren
Nederlands
Woordafbreking
- mu·ti·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verminken’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
- afgeleid van het Franse mutiler (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mutileren |
mutileerde |
gemutileerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
mutileren
- overgankelijk iemands lichaam blijvend en misvormend letsel toebrengen
Hyponiemen
Vertalingen
1. iemands lichaam blijvend en misvormend letsel toebrengen
Gangbaarheid
- Het woord mutileren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mutileren' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.