mosselhoer
Nederlands
Woordafbreking
- mos·sel·hoer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mossel zn en hoer zn , aangetroffen vanaf 1710 (zie vindplaats hieronder) [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mosselhoer | mosselhoeren |
verkleinwoord | mosselhoertje | mosselhoertjes |
Zelfstandig naamwoord
mosselhoer v
- (scheldwoord) vrouw die voor een geringe beloning tot seks bereid is
- "Een mosselhoer" was een publieke vrouw die op de openbare weg de mannen aansprak en zich gaf tegen de prijs van een mandeke mossels, dus zeer goedkoop. [3]
- Bemin je lui een Maagt, wiens vaar
Ons flus noch voerde aan 't brant-altaar?
Je ziet wel dat die Mosselhoer
Verlieft is, op des Kyzers broer. [4]
- Bemin je lui een Maagt, wiens vaar
Gangbaarheid
- Het woord 'mosselhoer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- mosselhoer op website: Etymologiebank.nl
- Levis, E. "Van alle markten thuis. Deel IX. De vismarkt." in: Ghendtsche tydinghen jrg. 18 nr. 2 (maart 1989) Heemkundige en historische kring Gent V.Z.W., Gent; p. 112; geraadpleegd 2018-12-06
- Rusting, S. van Aran en Titus, of wraak en weer-wraak: koddig treurspel (1710) Jan van Heekeren & Jan Graal, Amsterdam; p. 12; (oudste vindplaats op Google books) geraadpleegd 2018-12-06
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.