morsdood
Nederlands
Woordafbreking
- mors·dood
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘ineens dood’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
- samenstelling van mors en dood [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | morsdood |
verbogen | morsdode |
partitief | morsdoods |
Bijvoeglijk naamwoord
morsdood [3]
- (intensief) ineens of helemaal dood, ook in figuurlijke zin
- Het communisme is, zeker in Nederland, als politieke beweging morsdood.
- `Zonder hen was je allang dood geweest. In de goot had je gelegen.'. ` Morsdood', hoorde ik mijn vader roepen. [4]
Gangbaarheid
- Het woord morsdood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'morsdood' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "morsdood" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- morsdood op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 83
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.