moloch

Niet te verwarren met: Moloch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  moloch    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmolɔx/
Woordafbreking
  • mo·loch
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘afgod waaraan alles opgeofferd moet worden’ voor het eerst aangetroffen in 1646 [1]
  • Herkomst: Hebreeuws (vernederlandste vorm), letterlijk: ontlening aan 'Moloch' [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord moloch molochs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

moloch m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) grootheid waaraan alles ten offer moet worden gebracht

Gangbaarheid

  • Het woord moloch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
63 %van de Nederlanders;
44 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.