miniem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  miniem    (hulp, bestand)
  • IPA: /miˈnim/
Woordafbreking
  • mi·niem
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zeer klein, gering’ voor het eerst aangetroffen in 1890 [1]
  • [bijvoeglijk naamwoord] via Frans minime van Latijn minimus[2]
  • [zelfstandig naamwoord] van Hebreeuws מינים, meervoud van מין (min) "soort"[3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen miniemminiemerminiemst
verbogen miniememiniemereminiemste
partitief miniemsminiemers-

Bijvoeglijk naamwoord

miniem

  1. heel klein, minimaal
    • Het minieme verschil tussen de beide hardlopers kon alleen op de finishfoto gezien worden. 

Zelfstandig naamwoord

miniem mv

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) soorten in de uitdrukking: arbaä miniem

Gangbaarheid

  • Het woord miniem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.