menstrueren
Nederlands
Woordafbreking
- men·stru·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘menstruatie hebben’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
menstrueren |
menstrueerde |
gemenstrueerd |
zwak -d | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord menstrueren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'menstrueren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.