meningitis
Nederlands
Woordafbreking
- me·nin·gi·tis
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘hersenvliesontsteking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meningitis | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
meningitis v
- (medisch) een ontsteking van de om de hersenen en het ruggenmerg gelegen hersenvliezen
- Door de nabijheid van de hersenen vooral bacteriële meningitis een zeer gevreesde aandoening die tot de dood of tot ernstige invaliditeit kan leiden,.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord meningitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'meningitis' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.